De Kruidenierspeer is zeker niet ouder dan een eeuw, maar wordt desondanks toch tot de oude fruitrassen gerekend. Het is een “jong ras van vroeger”. De eerste vermelding is te vinden in de catalogus uit het seizoen 1917-1918 van de vruchtboomkweker G.A. van Rossum uit Naarden.
Dit perenras heeft zijn naam te daken aan de familie Kruidenier, woonachtig in Charlois (Zuid-Holland). Hier had Hendrik jan Kruidenier samen met zijn broer een exportbedrijf in fruit en groenten. Van 1902 tot 1929 beheerde hij er ook een vruchtenkwekerij aan de Korperweg nr.70 te Oud-Charlois en Rhoon. Het bedrijf Kruidenier te Charlois verstrekte enthout aan een boomkweker in Opheusden. Deze kweekte er perenbomen van en noemde de peer naar Kruidenier, ten einde deze te kunnen onderscheiden van een klein vroeg peertje dat in Gelderland onder de naam Oomskinderpeer voorkwam. Het is de familie Kruidenier geweest die ervoor gezorgd heeft dat de peer als de Kruidenierspeer bekendheid kreeg. Hoewel het synoniem Oomskinderpeer ook in gebruik bleef.
Als gevolg van onteigening van de terreinen door de gemeente Rotterdam moest Kruidenier zijn bedrijf daar stoppen. In 1930 kocht hij landerijen in Rhenen en in het jaar daarop verplaatste hij de kwekerij. Het bedrijf daar was destijds helemaal ingericht voor de teelt van appels, peren, pruimen en kersen en had een oppervlakte van 126 ha. Het bedrijf is in de jaren zeventig van de vorige eeuw beëindigd.
Boom groeit goed en vormt op later leeftijd een grote boom met groot wortelgestel en met veel kort vruchthout, waaraan dit ras goed te herkennen is. Wordt in het midden van ons land veel aangetroffen als hoogstam en wordt algemeen veredeld op zaailing. Kan op alle voor vruchtbomen geschikte grond worden gekweekt, geeft echter de voorkeur aan goeden kleigrond De vruchten beginnen al vanaf eind juli te rijpen en zijn nooit allemaal tegelijk rijp. De pluk en gebruikstijd strekt zich uit tot half augustus. De vrucht rijpt daarnaast zeer snel en moet in enkele dagen geoogst worden. Eenmaal geel is het snel gebeurd met de voortreffelijke smaak en zijn ze melig. Behoort tot een der beste variëteiten onder de vroegrijpende. Is op zaailing laat vruchtbaar en ook later dikwijls zeer onregelmatig in het dragen. Draagt veelal uitsluitend in de top van de boom. Kan in goede jaren grote oogsten geven. Deze peer wordt al enkele decennia niet meer commercieel geteeld. Het ras is door de goede vruchtkwaliteit zeer populair geweest en kwam overal in Nederland voor. Werd vooral in midden Nederland aangetroffen. In de rassenlijsten van 1934 en 1936 wordt deze peer slechts in Zuid-Limburg, Noord-Holland en Groningen aanbevolen. Komt in het intensieve bedrijf praktisch niet voor en wordt ook als boomgaardboom vrijwel niet meer geplant als gevolg van onregelmatige vruchtbaarheid.
Herkomst | Vermoedelijk afkomstig uit Zuid-Holland | Ouderdom | 1917 | Synoniemen | Oomskinderpeer | Aanplant | 2008 | Boom | Groeit goed en vormt op latere leeftijd een grote boom | Gebruik | Hand- en keuken gebruik | Bloeitijd | April | Bloem | Wit | Bestuiver | Clapps Favourite | Plukrijp | Eind Juli, begin Augustus | Gebruikstijd | Eind Juli, begin Augustus | Bewaren | Valt niet te bewaren, snel melig en beurs | Vrucht | Klein, kort, buikig. Gelijkmatig van vorm | Kleur | Groen | Vruchtvlees | Wit, betrekkelijk droog, goede smaak, spoedig melig. | Kelk | Normaal, open | Steel | Betrekkelijk kort, vleezig | Klokhuis | In het midden; goed met zaden bezet |
|